“Topsporter zijn is een vak dat je moet leren”

Harrie Lavreysen

Harrie Lavreysen

“Je leert je lichaam supergoed kennen”

“Ik ben 24 uur per dag topsporter”

Ik doe wat ik het liefste doe: keihard fietsen. Dat is mijn hobby. Tegelijkertijd is het mijn beroep. Het is iets wat ik fulltime doe, en nog veel meer dan dat. Ik ben 24 uur per dag topsporter. Als ik thuis op de bank zit, als ik op vakantie ben, ik ben er altijd mee bezig. Met eten, trainen, slapen, rust pakken, herstellen. Alles staat in het teken van mijn sport. Topsporter zijn is een vak op zich, dat moet je leren. Van Nils van ’t Hoenderdaal heb ik veel opgestoken. We hebben een tijdje in één huis gewoond. Hij is vier jaar ouder dan ik en was er in 2016 in Rio al bij. Hij heeft me geleerd wat het is om topsporter te zijn. Naast hard trainen moet je er van alles voor doen en laten. Bij mij gaat dat vrij makkelijk. Ik heb een enorme motivatie en passie voor sporten. Dat helpt.

Sporten deed ik al van jongs af aan. Op mijn zesde ging ik op BMX. Op mijn twaalfde werd ik Nederlands kampioen. Op mijn veertiende Europees kampioen. Rond die leeftijd begon ik te denken aan een carrière als topsporter. Eerder was BMX olympisch geworden. Naar de Spelen gaan, dat leek me wel wat. Die droom viel aan diggelen toen ik moest stoppen met BMX. Ik was al twee jaar aan het kwakkelen met blessures. Mijn schouders konden het niet aan. Ik ben er vier keer aan geopereerd. Toen ik tijdens een race viel en mijn beide schouders uit de kom schoten, was het over. De teleurstelling duurde niet lang. Ik viel op zaterdag, stopte op maandag en maakte op woensdag mijn opwachting op de baan. De coaches op Papendal, waar ik toen woonde, hadden mijn talent gezien en wilden me er graag bij hebben.

Het heeft niet slecht uitgepakt. Ook al wist ik weinig van baanwielrennen op dat moment. Ik wist niet eens wie Theo Bos was. Dat is wel erg. Mijn mooiste toernooi ooit waren de wereldkampioenschappen van 2020 in Berlijn. Toen werd ik drie keer wereldkampioen: op de sprint, de teamsprint en keirin. De WK in Apeldoorn waren ook legendarisch. Met de teamsprint werden we wereldkampioen voor eigen publiek. Iedereen stond op de banken. Dat is geweldig aan topsport, samen een feestje vieren met je fans. Maar dat is niet het enige. Het idee dat werken loont, spreekt ook aan. En topsport is eerlijk. Als je er alles aan gedaan hebt en je wint, is het mooi. Als je er alles aan gedaan hebt en iemand anders wint, is het ook goed. Dan is die gewoon beter. Daar heb ik respect voor.

Sport heeft me niet alleen succes gebracht, het heeft me ook veel geleerd. Discipline bijvoorbeeld. Wat ik ook mooi vind, is dat je je eigen lichaam supergoed leert kennen. Je weet precies wanneer je hard moet gaan, wanneer je rust moet nemen, hoe je met blessures moet omgaan, wat je lichaam doet tijdens een training. En je leert in teamverband werken. Waar ik over tien jaar sta, weet ik niet. Dat is afhankelijk van vele factoren. Of je blessurevrij blijft, of je de passie nog hebt. Maar ik zou het jammer vinden om alle kennis die ik heb opgedaan met baanwielrennen achter me te laten. Maar misschien zit ik dan wel midden in een maatschappelijke carrière.

Ik studeer hard genoeg. Eerst Natuurkunde, nu Bedrijfskunde. Natuurkunde was onmogelijk te combineren met topsport. Uiteindelijk ben ik overgestapt. Op zich jammer. Natuurkunde past bij me, ik ben een bètatype. Dat zie je ook terug in mijn sportcarrière. Ik ben heel berekenend en denk na over dingen. Aerodynamica, waar we als baanwielrenners mee te maken hebben, is zuivere natuurkunde. Interessant vind ik dat. Maar dat vind ik van bedrijfskunde ook. Dat is een voorwaarde. Zo is het met topsport ook. Je moet plezier in sport hebben. En je moet plezier in topsport hebben. Als je daar niet gelukkig van wordt, kun je er beter mee stoppen.”

Harrie Lavreysen doet wat hij het liefste doet: keihard fietsen. Eerst als BMX’er, nu als baanwielrenner. Hij werd er niet slechter van en is welhaast onverslaanbaar. Vijf jaar op rij werd hij wereldkampioen op de sprint. Twee keer veroverde hij olympisch goud. Lavreysen is hard op weg een fenomeen te worden. Al doet hij aan die hype zelf niet mee. Eerst maar eens fietsen en dan ziet hij wel verder.

“Of ik nog weet wat verliezen is? Zeker, dat zit altijd in mijn achterhoofd. Bij elke race heb je twee mogelijkheden: winnen of verliezen. Ik probeer er nooit te veel mee bezig te zijn. Met allebei niet. Ieder toernooi begin ik bij het begin. Ik bekijk het per wedstrijd. Maar als je meedoet en je weet dat je eigenlijk de snelste bent, wil je winnen ook.

“Topsporter zijn is een vak dat je moet leren”

het beroep topsporter

“Je leert je lichaam supergoed kennen”

“Ik ben 24 uur per dag topsporter”

Ik doe wat ik het liefste doe: keihard fietsen. Dat is mijn hobby. Tegelijkertijd is het mijn beroep. Het is iets wat ik fulltime doe, en nog veel meer dan dat. Ik ben 24 uur per dag topsporter. Als ik thuis op de bank zit, als ik op vakantie ben, ik ben er altijd mee bezig. Met eten, trainen, slapen, rust pakken, herstellen. Alles staat in het teken van mijn sport. Topsporter zijn is een vak op zich, dat moet je leren. Van Nils van ’t Hoenderdaal heb ik veel opgestoken. We hebben een tijdje in één huis gewoond. Hij is vier jaar ouder dan ik en was er in 2016 in Rio al bij. Hij heeft me geleerd wat het is om topsporter te zijn. Naast hard trainen moet je er van alles voor doen en laten. Bij mij gaat dat vrij makkelijk. Ik heb een enorme motivatie en passie voor sporten. Dat helpt.

Sporten deed ik al van jongs af aan. Op mijn zesde ging ik op BMX. Op mijn twaalfde werd ik Nederlands kampioen. Op mijn veertiende Europees kampioen. Rond die leeftijd begon ik te denken aan een carrière als topsporter. Eerder was BMX olympisch geworden. Naar de Spelen gaan, dat leek me wel wat. Die droom viel aan diggelen toen ik moest stoppen met BMX. Ik was al twee jaar aan het kwakkelen met blessures. Mijn schouders konden het niet aan. Ik ben er vier keer aan geopereerd. Toen ik tijdens een race viel en mijn beide schouders uit de kom schoten, was het over. De teleurstelling duurde niet lang. Ik viel op zaterdag, stopte op maandag en maakte op woensdag mijn opwachting op de baan. De coaches op Papendal, waar ik toen woonde, hadden mijn talent gezien en wilden me er graag bij hebben.

Het heeft niet slecht uitgepakt. Ook al wist ik weinig van baanwielrennen op dat moment. Ik wist niet eens wie Theo Bos was. Dat is wel erg. Mijn mooiste toernooi ooit waren de wereldkampioenschappen van 2020 in Berlijn. Toen werd ik drie keer wereldkampioen: op de sprint, de teamsprint en keirin. De WK in Apeldoorn waren ook legendarisch. Met de teamsprint werden we wereldkampioen voor eigen publiek. Iedereen stond op de banken. Dat is geweldig aan topsport, samen een feestje vieren met je fans. Maar dat is niet het enige. Het idee dat werken loont, spreekt ook aan. En topsport is eerlijk. Als je er alles aan gedaan hebt en je wint, is het mooi. Als je er alles aan gedaan hebt en iemand anders wint, is het ook goed. Dan is die gewoon beter. Daar heb ik respect voor.

Sport heeft me niet alleen succes gebracht, het heeft me ook veel geleerd. Discipline bijvoorbeeld. Wat ik ook mooi vind, is dat je je eigen lichaam supergoed leert kennen. Je weet precies wanneer je hard moet gaan, wanneer je rust moet nemen, hoe je met blessures moet omgaan, wat je lichaam doet tijdens een training. En je leert in teamverband werken. Waar ik over tien jaar sta, weet ik niet. Dat is afhankelijk van vele factoren. Of je blessurevrij blijft, of je de passie nog hebt. Maar ik zou het jammer vinden om alle kennis die ik heb opgedaan met baanwielrennen achter me te laten. Maar misschien zit ik dan wel midden in een maatschappelijke carrière.

Ik studeer hard genoeg. Eerst Natuurkunde, nu Bedrijfskunde. Natuurkunde was onmogelijk te combineren met topsport. Uiteindelijk ben ik overgestapt. Op zich jammer. Natuurkunde past bij me, ik ben een bètatype. Dat zie je ook terug in mijn sportcarrière. Ik ben heel berekenend en denk na over dingen. Aerodynamica, waar we als baanwielrenners mee te maken hebben, is zuivere natuurkunde. Interessant vind ik dat. Maar dat vind ik van bedrijfskunde ook. Dat is een voorwaarde. Zo is het met topsport ook. Je moet plezier in sport hebben. En je moet plezier in topsport hebben. Als je daar niet gelukkig van wordt, kun je er beter mee stoppen.”

Geboortedatum en -plaats
14 maart 1997, Luyksgestel

Sport
Baanwielrennen (voorheen BMX)

Opleiding
Bedrijfskunde, Master’s degree, Management

Maatschappelijke inzet
Ambassadeur EK baanwielrennen 2024

Sportieve hoogtepunten

  • Tweemaal olympisch kampioen

  • Dertienmaal wereldkampioen, waarmee hij recordhouder is in Nederland

  • Negenmaal Europees kampioen

  • Tweemaal goud op de Europese Spelen

Bijzonderheden

  • Voordat Harrie baanwielrenner was, was hij een talentvol BMX’er. Blessureleed zorgde ervoor dat hij de overstap maakte naar de baan

  • Finales gaan vaak tussen Harrie en zijn maatje Jeffrey Hoogland

het beroep topsporter

“Topsporter zijn is een vak dat je moet leren”

Harrie Lavreysen

Harrie Lavreysen doet wat hij het liefste doet: keihard fietsen. Eerst als BMX’er, nu als baanwielrenner. Hij werd er niet slechter van en is welhaast onverslaanbaar. Vijf jaar op rij werd hij wereldkampioen op de sprint. Twee keer veroverde hij olympisch goud. Lavreysen is hard op weg een fenomeen te worden. Al doet hij aan die hype zelf niet mee. Eerst maar eens fietsen en dan ziet hij wel verder.

“Of ik nog weet wat verliezen is? Zeker, dat zit altijd in mijn achterhoofd. Bij elke race heb je twee mogelijkheden: winnen of verliezen. Ik probeer er nooit te veel mee bezig te zijn. Met allebei niet. Ieder toernooi begin ik bij het begin. Ik bekijk het per wedstrijd. Maar als je meedoet en je weet dat je eigenlijk de snelste bent, wil je winnen ook.